Warmtepomp is een apparaat dat warmte verplaatst van een bron met een lagere temperatuur naar een bestemming met een hogere temperatuur. Het werkt op basis van het principe van warmtetransport door een vloeistof of een gas.

Er zijn verschillende soorten warmtepompen, maar het basisprincipe blijft hetzelfde:

1. Verdamping: De warmtepomp neemt warmte op uit een bron, zoals de buitenlucht, de grond of water. Een vloeistof of gas, meestal een koelmiddel, circuleert door een verdamper en neemt de warmte op uit deze bron, waardoor het verdampt en verandert in een gasvormige toestand.
2. Compressie: Het gasvormige koelmiddel wordt samengeperst door een compressor. Hierdoor stijgt de temperatuur van het gas aanzienlijk.
3. Condensatie: Het hete, samengeperste gas wordt door een condensor geleid, waar het zijn warmte afgeeft aan het verwarmingssysteem van bijvoorbeeld een huis. Hierdoor condenseert het gas weer tot vloeistof.
4. Expansie: De vloeistof die uit de condensor komt, gaat door een expansieventiel waar het drukverlies ondergaat, en het koelmiddel wordt voorbereid om opnieuw warmte op te nemen.
5. Herhaling: Het proces begint opnieuw, waarbij het koelmiddel opnieuw naar de verdamper gaat om meer warmte op te nemen.

Door dit proces te herhalen, onttrekt de warmtepomp warmte aan de externe bron (zoals de buitenlucht, grond of water) en geeft het die warmte af aan een intern systeem, zoals een verwarmingssysteem voor een huis. Het is een efficiënte manier om warmte te verplaatsen en te gebruiken, omdat het geen directe omzetting van energie vereist, maar eerder warmte verplaatst van de ene plek naar de andere.

Warmtepompen worden vaak gebruikt voor verwarming en koeling van gebouwen en kunnen aanzienlijk energie-efficiënt zijn, vooral in vergelijking met traditionele verwarmingssystemen die op fossiele brandstoffen werken.